“We zijn Europese koplopers in de digitalisering van onze infrastructuur”

Pieter De Winne is sinds kort voorzitter van Probeton. Tevens is hij afdelingshoofd wegenbouwkunde van het Agentschap Wegen en Verkeer van de Vlaamse Overheid. In beide posities speelt digitalisering een grote rol in zijn visie op de toekomst. Het feit dat Pieter De Winne figuurlijk met twee petten op spreekt, kan hier alleen als een voordeel worden gezien. Zijn dubbele status laat immers toe om een toekomstvisie uit te tekenen die elke fase van de wegen- en bruggenbouw omarmt.
Pieter De Winne: “Ik volg de digitalisering binnen het infrastructuurbeheer, alsook die binnen de certificatiewereld. Die twee zijn inderdaad nauw met elkaar verbonden. Laat ik beginnen met het digitale verhaal binnen de certificatiewereld. Dat wordt een stapsgewijze, driefasige aanpak, getrokken door de BUCP (de Belgische Unie van Certificatie en Attestering). In fase 1 beogen we een volledige digitalisering van de interne werking. Die gaat van een digitalisering van de certificatie zelf, over de technische fiches tot digitalisering van de communicatie tussen producent en certificeringsinstelling. Een ommekeer, want er zijn een aantal certificeringsinstellingen die nog heel veel op papier werken.”
BETON: Wat betekent dat concreet voor de producent?
Pieter De Winne: “De keuring zal nog op dezelfde manier verlopen, maar de dagelijkse interne controle wordt gedigitaliseerd. In het ideale geval zal de producent via een software systeem bijvoorbeeld zijn proefresultaten kunnen invoeren. Alle certificeringsinstellingen zullen een eigen systeem bouwen, dat toelaat om de communicatie tussen producent en instelling volledig digitaal te voeren via digitale laboverslagen, digitale technische fiches. Sommige instellingen staan daar al heel ver in, andere hebben nog werk. Daarnaast zal BUCP één uniek toegangsplatform bouwen dat de communicatie met de gebruiker, de bouwheer dus, mogelijk maakt. Die zal via dat platform de fiches kunnen bekijken. Dat zou volgend jaar al kunnen.”
BETON: Spreekt u dan ook over aannemers, privé-bouwheren? Zal het systeem met andere woorden landelijk en in alle sectoren te gebruiken zijn?
Pieter De Winne: “Dat is wel de bedoeling. Terwijl fase 1 nog een productfase is, wordt fase 2 een projectfase. Producten – een betonbuis, een balk – worden dus gemaakt en gecertificeerd, waarna ze op stock staan tot ze effectief moeten worden geleverd. Vanaf dan komt het product terecht in fase 2 van het systeem, de projectfase. Daarbij zullen leveringsbonnen digitaal op het platform kunnen worden opgeladen.”
BETON: Documenten die nu op de werf aanwezig moeten zijn, zullen dus vanaf dan digitaal worden geconsulteerd?
Pieter De Winne: “Inderdaad, de bouwheer wordt de verantwoordelijke beheerder van dat onderdeel van het platform. Wanneer wij als bouwheer een brug willen bouwen, dan zullen wij een digitale meetstaat opladen. De aannemer zal vanuit het uniek toegangsplatform de technische fiches digitaal bekijken en zien welke gecertificeerde producten voorhanden zijn. De aannemer kan dan de technische fiches en tijdens de uitvoering de bijhorende leveringsbonnen vasthangen aan de posten van de meetstaat. We streven ernaar om dit platform over drie jaar te lanceren.”
BETON: Wat is de meerwaarde van die digitale leveringsbonnen en de koppeling met de meetstaat?
Pieter De Winne: “Stel dat een werk een jaar duurt, en het wordt maandelijks uitbetaald in maandelijkse vorderingsstaten, dan kan er vanuit die productsoftware ook maandelijks een certificatiestaat worden afgeleverd. Er kan dus nagegaan worden of de hoeveelheden die de aannemer levert, ook daadwerkelijk werden gecertificeerd. Zo ontstaat een unieke relatie tussen de certificatie en de betaling van de aannemer. Wie levert op de werf, zal nog steeds een leveringsbon bij hebben, omdat er controle onderweg kan voorvallen. Op die leveringsbon willen we een unieke code plaatsen, zodat er een onmiddellijke link bestaat met de projectsoftware, die via de smartphone tevens de locatie traceert. Zo kan ook nagegaan worden of de geplande levering naar de geplande plaats is gebracht.”
BETON: Vertrekt dit alles vanuit een BIM-model? En wat is het uiteindelijke doel van de digitalisering? Exact weten hoe je infrastructuur is opgebouwd?
Pieter De Winne: “Dat is de derde fase. We streven bijvoorbeeld een volledige traceerbaarheid van de producten na. Dat is het zogenaamde ‘Asset Information Management’ of AIM en het ‘Building Information Management’ of BIM, die deel uitmaken van fase 3. De productinformatie wordt via het BIM-model van bij de ontwerpfase gebruikt. Nadien wordt die informatie door de aannemer bijgewerkt tijdens de uitvoeringsfase. Tekenen we bijvoorbeeld een ontwerp voor een brug, kunnen we meteen kijken bij onze producenten wat de standaardafmetingen van balken zijn. Het ontwerp komt vervolgens in aanbestedings- en gunningsfase. Een aannemer kan dan via het systeem zien bij welke bedrijven hij terecht kan voor de betreffende balken. De fabrikant kan bij productie ook alle productdata opladen. Bij de levering van de balk is die voorzien van tags: productiedatum, leveringsdatum, montagedatum enzovoort. ”
BETON: Uw as built-dossier wordt dus in realtime gemaakt?
Pieter De Winne: “Klopt, op het einde moet je niets meer doen. Het as built-dossier is het finale BIM-pakket. Op basis van die data kan ook het Asset Management gebeuren. Op termijn zal van de volledige infrastructuur in Vlaanderen een digital twin bestaan. Als je daarop inzoomt, kun je tot die ene balk teruggaan en zien wanneer, waar, hoe die exact is gemaakt. Op basis van zulke gegevens kun je bijvoorbeeld onderhoudsstrategieën bepalen. Maar dat is de verre toekomst. Ik reken op een jaar of 10.”
BETON: Dus onze wegen zullen beter onderhouden kunnen worden?
Pieter De Winne: “We hebben nu een Pavement Management System, dat ook al gebaseerd is op data die we bijhouden. Daar staat bijvoorbeeld de leeftijd van de autosnelweg op, en de toestand van de weg. Maar als we de data uit het BIM-systeem kunnen halen, zou dat nog beter zijn.”
BETON: U spreekt nu vooral over infrastructuur. Zullen ook publieke gebouwen op die manier beheerd worden?
Pieter De Winne: “De BIM-standaard die nu in ontwikkeling is voor de derde fase, is toegespitst op infrastructuur en is voor alle bouwheren dezelfde. In de gebouwenmarkt daarentegen is de gebruikte BIM-standaard veelal projectafhankelijk. Maar het unieke toegangsplatform van de certificatie-instellingen zal absoluut ook bruikbaar zijn voor gebouwen.”
BETON: Met uw idee van de digital twin kom je ook bij de idee van de Smart City.
Pieter De Winne: “We hebben nu al het ‘Mobilidata-project’ lopen. Dat wil data met betrekking tot de openbare ruimte toegankelijk maken, zodat andere spelers als Google of TomTom die kunnen gebruiken. Dus ook de ruimtelijke data van de digital twin zal publiek zijn. Ik denk aan de zelfrijdende auto’s, waar je op een scherm de omgeving zal zien. Automatisch rijden zal uiteraard voornamelijk ondersteund worden door sensoren in het voertuig zelf en misschien ook sensoren in de infrastructuur. Maar de digital twin van de ruimte waar je je in bevindt kan zeker helpen.”
BETON: Uw visie op de toekomst klinkt vrij futuristisch. Hoe doen we het in vergelijking met de ons omringende landen?
Pieter De Winne: “Op Europees niveau werd eenzelfde standaard en eenzelfde taal ontwikkeld voor de BIM-modellering van infrastructuur, maar niet elk land staat uiteraard even ver. We zijn geen pionier in de digitalisering van infrastructuur – zoals Nederland – maar samen met Duitsland en de Scandinavische landen wel bij de koplopers.”